17.01.2018
Meer dan honderdvijftig jaar geleden publiceerde Charles Darwin zijn boek “On the Origin of Species…”,² waarin hij zijn theorie voorstelt dat de verscheidenheid aan levensvormen het resultaat is van evolutie via een combinatie van variatie in erfelijke eigenschappen en natuurlijke selectie. Van in het begin werd deze theorie ruim aanvaard in wetenschappelijke kringen, zeker toen ook de kennis over erfelijkheid toenam. Bij vele mensen echter stoot de evolutietheorie, ook vandaag nog, op weerstand omdat ze in tegenspraak is met sommige religieuze overtuigingen, omdat ze vragen oproept over de zin van ons bestaan, of omdat men meent er rechtvaardigingen in te zien voor immoreel gedrag. Soms gaan er stemmen op om in het onderwijs de biologische evolutie gewoon te beschouwen als één van verschillende gelijkwaardige theorieën, naast bijvoorbeeld het scheppingsverhaal.
In deze voordracht verklaart Herwig Leirs, gewoon hoogleraar binnen de Onderzoeksgroep Evolutionaire Ecologie van het departement Biologie, en voorzitter van de Raad van Bestuur van de UA, hoe de biologische evolutie juist werkt, hoe de weerstand tegen de theorie vaak gebaseerd is op een verkeerde interpretatie ervan en waarom ze als wetenschappelijke theorie geen partij is voor pseudowetenschappelijke ideeën.