Een Wetenschapscafé over tredmolenkranen en de geschiedenis van de Antwerpse haven
Op 16 december was het Wetenschapscafé beslist “avondvullend”. De gastspreker was ir. Dirk Anthierens, erehoogleraar en oud-departementshoofd van de Hogeschool Artesis (eertijds Hogeschool Antwerpen). Door een hiaat in de informatiestroom was de spreker de traditionele gang van zaken niet ter ore gekomen en nam hij rustig de tijd voor zijn betoog. Een aantal toehoorders die op trein of bus aangewezen waren moesten Den Hopsack al verlaten terwijl de voordracht nog bezig was. Allicht met spijt, want zowat iedereen was het erover eens dat de inhoud van “Antwerpen, op- en neergang als middeleeuwse havenstad” boeiend genoeg en van hoog gehalte was.
Anthierens, die in zijn loopbaan vnl. materiaalkunde doceerde, koestert sinds lang een levendige interesse voor de geschiedenis van de techniek en de industriële archeologie. Samen met zijn ex-collega Walter Simons – die hem inleidde en zijn interesse deelt – zette hij ooit tentoonstellingen op over het oude Antwerpse automerk Minerva, de Antwerpse Naties, wetenschappelijke instrumenten e.d. of wist hij een of ander aspect van het oude Knechtjeshuis, waarin de Hogeschool huist, op de Open Monumentendagen in de kijker te zetten. Sinds zijn oppensioenstelling, drie jaar geleden, bijt hij zich vast in het originele onderwerp van de tredmolenkranen, de oudste mechanische werktuigen die al van in de Middeleeuwen (13de eeuw) aan het Antwerpse havenhoofd gebruikt werden bij het laden en lossen van schepen. Wie denkt dat de spreker zich beperkte tot dit werktuig, vergist zich deerlijk: rond dit thema bekwaamde hij zich in de geschiedenis van de stad en haar haven, van bij zijn prille ontstaan als Gallo-Romeinse nederzetting toen de Schelde als het ware nog geen getijdenstroom was en de “Honte” (de huidige Scheldeloop) nog een zijarm.
Zo werden de aanwezigen ondergedompeld in de geschiedenis van de stad, “het” stad voor velen, kwamen ze te weten hoe Antwerpen dankzij zijn verbinding met de open zee al in de 13de eeuw een explosieve groei kende, dat Brugge niet, zoals in de schoolgeschiedenisboekjes werd beweerd, zomaar ten onder ging omdat het Zwin verzandde, hoe Antwerpen de belangrijkste doorvoerhaven werd in de Hanzetijd, tot grote bloei kwam in de Gouden Eeuw, zijn deel kreeg tijdens de godsdienstoorlogen, vanaf de late 16de eeuw veel van zijn glorie verloor na de sluiting van de Schelde, hoe uitwijkelingen Amsterdam deden ontstaan, hoe de stad zich tenslotte uitbreidde buiten haar eerste en volgende omwallingen, hoe langs de “ruien” kon gevaren worden…
Voor de gelegenheid was Den Hopsack uitgerust met een overhead projector, waar de ene na de andere transparant op verscheen om kaarten, stadsplans tekeningen en van midden 19de eeuw af ook foto’s te projecteren.
Aanbeland bij de rechtgetrokken Scheldekaaien, sneed Dirk Anthierens te elfder ure het onderwerp tredmolenkranen nog aan, en dat met een weelde aan documentatie. De door “kraankinders” – geen kinderen maar stevige bonken van kleine gestalte wegens het plaatsgebrek – aangedreven tredmolenkranen hadden best een tweede Wetenschapscafé kunnen vullen. Vele historische details over de houten kranen konden worden afgeleid uit etsen en schilderijen en de spreker wees zelfs op het onderscheid tussen die van Brugge en die van Antwerpen.
Was iedereen murw geslagen na dit ongelooflijke spervuur van geschiedkundige informatie…? Te zien aan de grote stapel transparanten, waarvan de gastspreker er ettelijke oversloeg, had het nog heel wat langer kunnen duren. Maar na bijna tweeënhalf uren kon de inleider bij zijn bondig slotwoord nog schoorvoetend – maar vergeefs – suggereren of er vragen waren. Toch waren die er wel, want Dirk Anthierens moest nog een hele poos ter plekke blijven, omringd door belangstellenden. Dit langste Wetenschapscafé ooit, van doctoraatsniveau, door een ingenieur die zich ontpopte tot historicus, maakte van iedereen zowaar een stadsgids in spe.